Toen Cornelis 7 jaar was, was de tijd van Napoleon voorbij en werd Willem I koning. De bevolking hoopte op veranderingen na de slechte ervaringen met de Fransen en de koning deed zijn best, maar erg snel gingen de veranderingen niet. In 1817 was er al weer sprake van mislukte oogsten, wat landelijk gezien leidde tot een enorme verpaupering van de bevolking. In de grote steden steeg het aantal bedelaars tot recordhoogte. Koning Willem l trachtte de economie te stimuleren. Kanalen werden gegraven, handelmaatschappijen opgericht en er werd een, aarzelende, start gemaakt met het aanleggen van spoorlijnen. Maar al spoedig zat hij met een ander probleem: oorlog met België! In 1815 hadden de leiders van de grote Europese landen besloten dat er een sterke natie moest komen ten noorden van Frankrijk. De Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden werden samengevoegd tot Groot-Nederland. In 1830 liep dat al fout. De Belgen verklaarden zichzelf onafhankelijk en Willem l viel met een leger België binnen (de tiendaagse veldtocht). Bij Leuven en Hasselt werden de Belgen verslagen.
Soldaatfuselier
Uit de huwelijksakte van Cornelis, het oudste kind van Jacob Kan en Aagje Groot, weten we dat hij toen soldaat was. Zoals alle jongemannen in die tijd, had Cornelis mee moeten doen aan de loting voor de militaire dienst.

“De registratie van dienstplichtigen vond plaats op hun achttiende jaar in de gemeente waarin ze woonden. De dienstplichtigen traden in hun twintigste levensjaar in dienst. Het korps van dienstplichtige militairen heette de Nationale Militie. Tot 1898 kon iemand die was ingeloot zich laten vervangen door een remplaçant. Bij een wetswijziging werd in 1898 dit stelsel afgeschaft en werd de persoonlijke dienstplicht ingevoerd. Het loting systeem werd in 1938 afgeschaft.” (tekst Zeeuws Archief)
“de tiende afdeeling infanterie”
Cornelis werd ingeloot, had geen geld om een remplaçant te bekostigen en moest in dienst. Hij werd op 1 mei 1826 geplaatst in de reserve van “de tiende afdeeling infanterie”. Dit weten we omdat al deze gegevens werden bijgehouden in zogenaamde Stamboeken. Elk regiment had zo’n Stamboek der Onderofficieren en Minderen. Ze zijn nu nog in te zien bij het Nationaal Archief in Den Haag. In deze grote en dikke boeken is elke dienstplichtige opgenomen onder een stamboeknummer. Het stamboeknummer van Cornelis was 20480. Achter de naam is ook een signalement vermeld. Cornelis was: “1 el, 7 palmen, 3 duimen en 2 strepen lang” (ongeveer 1 m 75); hij had “een lang aangezicht, een rond voorhoofd en een gewone neus, monden wenkbrauwen”. Hij had: “blond haar, blauwe ogen en blonde wenkbrauwen”. Hij had geen opvallende kentekenen.
Op 1 maart 1827 kwam Cornelis in actieve dienst in de vesting Bergen op Zoom. Op 27 januari 1831 werd hij overgeplaatst naar de 17e afdeling Infanterie, waar hij diende als soldaatfuselier en op 1 juni 1833 werd hij bevorderd tot korporaal. In de stamboeken is ook een rubriek “gedane veldtogten” en daar staat vermeld: “Bij het mobiele leger bij gelegenheid van den opstand in België in 1831-1832, 1833 en 1834. Uit dienst 13 november 1835 met paspoort wegens EVD” (Eervol Verlaten van de Dienst).
Tiendaagse Veldtocht
Hier hebben we een mogelijkheid om na te gaan wat onze Cornelis heeft meegemaakt. Er is van deze veldtocht een beschrijving bewaard gebleven die gemaakt is door een infanterist (uit een ander regiment dan dat van Cornelis). Het geeft een beeld van wat Cornelis heeft beleefd.
“In Januari na De Graaf en Hertoogenbos en Loon op Zand op Breda. En hier hebben wij eenige dagen in de kazerne geleegen en zijn in het laatst van diezelfde maand vertrokken na Rijsbergen. Hier kwamen wij bij de boeren in kwartier, zonder voeding, met zogenaamde Vivers (rantsoenen), welke wij om de andere dag uit Breda ontvingen. En dan moesten wij ‘s-nagts kompagniesgewijs in het dorp in de schuuren slaapen, omdat het op de voorposten was. En dan om de andere nagt op wagt en die waaren bijna alle op het bloote veld, zonder eenig verblijf. En dan moesten wij, als wij niet op wagt waren, morgens een uur of twee onder de wapenen staan, totdat veldontdekking terugkwam. En dan had ieder man een deeken op de ransel en kreegen wij de kleeding niet uit, als dat wij ons verschoonden. En dat was, zoals ligt te begrijpen is, oorzaak dat wij hier lang niet zonder ongedierte waaren. En in April vandaar na Breda en hier weer enige dagen geleegen en in dezelfe avond vandaar na het Ginneke en Ulvenhout en hier heb ik met dertig man bij een boer geleegen en om de andere nagt op wagt en hier zijn mij de pokken ingeënt. En in het eerst van Mei vandaar na Zon en Bruegel. Hier laagen wij met voeding bij de boeren en hoefden weinig wagt te doen en in Junij vandaar naar Oorschot en in dezelfde maand vandaar na het Kamp van Rijjen. Den 2 Augustus vandaar naar België voorbij Poppel tot Ravels. Hier ontmoeten wij het eerst de vijand”.


Er werd, speciaal voor deelnemers aan deze veldtocht, een herinneringskruis ontworpen. De kruisen werden gemaakt van het metaal van kanonnen die men tijdens de veldtocht in Hasselt op de Belgen had veroverd. In de stamboeken is vermeld wie de eer te beurt viel zo’n kruis in ontvangst te mogen nemen. Had men zich niet goed gedragen, dan ging dat natuurlijk niet door. En…….. Cornelis staat niet in de lijst. Wat is er aan de hand?
Wel of geen herinneringskruis?
Even verderop vinden we nog een lijst, met als titel: “Aan eenige twijfel onderheevig”. Er zijn in deze lijst verschillende redenen te vinden waarom men niet in aanmerking kwam: “Wegens dronkenschap in de vesting Maastricht” en: “Wegens slecht gedrag en insubordinatie” of “Wegens ongeschiktheid”. Wat deed Cornelis verkeerd? Gelukkig heeft hij zich goed gedragen, maar werd op 2 augustus “ziek terug gezonden”. Het verhaal uit het dagboek geeft aan, dat men op 2 augustus België introk richting Poppel en Cornelis heeft dus de veldtocht niet meegemaakt. Uiteindelijk kreeg Cornelis het kruis toch dankzij de beslissing van het Departement van Oorlog op advies van de “Commandant van het Regiment der Ligte Dragonders nr. 5, de Lieutenant Kolonel Dullanceau”. Hij besliste dat degenen die ziek teruggezonden waren ook de medaille zouden krijgen: “omdat ze niet zelf zijn teruggebleven, maar terug zijn gezonden”. Hadden we bijna een held in de familie, liep het mis vanwege een verkoudheid(?).
Cornelis trouwt Eijtje
De strijd met België duurde maar tien dagen, maar omdat officieel de vrede pas in 1839 werd gesloten, bleef het leger nog lang gemobiliseerd aan de zuidgrens. Cornelis was gelegerd in Hilvarenbeek, ingekwartierd bij de plaatselijke bevolking. Toen hij in 1833 wilde trouwen met Eijtje Luijten had hij toestemming nodig van de kolonel. Die toestemming kreeg hij, mits zijn huwelijk niet zou leiden tot enige financiële verplichting voor het leger.
Cornelis wordt in onderstaande brief “flankeur” genoemd. Flankeurs waren soldaten te voet die, naast hun gewone taak als infanteristen, ook geoefend waren in speciale taken zoals het beveiligen van de “flanken” van een leger in opmars.
Rond het huwelijk van Cornelis doet zich nog een ander probleem voor. Bij elk huwelijk moest een aantal documenten overlegd worden. In ieder geval een bewijs dat de bruidegom voldaan had aan de dienstplicht (of een bewijs dat hij was uitgeloot) en een geboortebewijs van bruid en bruidegom. Helaas, van Cornelis was dat geboortebewijs niet te vinden. Daarom verschenen op donderdag 22 november 1832 zes (!) getuigen (vader Jacob, moeder Aagje en nog vier familieleden) op het stadhuis van Zaandam om te verklaren dat Cornelis wel degelijk geboren was en wel op 13 december 1807.
