Klaes Kan was schipper op een fluitschip. Een fluitschip of fluit was een lang type zeilschip met drie masten, een platte bodem, een brede buik, een smal dek en een ronde achtersteven, dat werd gebouwd in de 17e en 18e eeuw. Voor die vorm was een belangrijke economische reden. Er werd in die tijd veel handel gedreven met steden aan de Oostzee. Om die Oostzee te bereiken moesten de Nederlandse vrachtvaarders door een smalle zeestraat tussen Denemarken en Zweden: de Sont. Aan die Sont werd tol geheven. De hoogte van de tol hing af van de breedte van het dek. Door het smalle dek boven het brede ruim kon een maximale lading vervoerd worden tegen een minimale tol.

fluitschepen

Klaes was niet onderweg naar de Oostzee maar naar de Canarische eilanden aan de noordwest kust van Afrika. Klaes nam niet de kortste route. Vanwege de Duinkerker kapers voeren veel schepen niet door het Kanaal maar om Schotland en Ierland heen. Ook Klaes deed dit. Bovendien voer hij samen met een aantal schepen van de VOC en de WIC. Zo’n groep van schepen was voor kapers veel moeilijker om aan te vallen. Helaas kwam hij ten westen van Ierland in een storm terecht en raakte het contact met de andere schepen kwijt. Hij moest alleen verder en dat kwam hem duur te staan.

Klaes vertelt bij de notaris: “dat hij comparant met het voorzegde scheepje op den eersten september van een St Malose caper, naer dat het ‘t scheepe van de comparant, met schiete soo in ’t schip in seijlen ende touwen als ander sints zeer was beschadigt ende doorboort vande selven capersschip genomen ende veroverd sijnde 7 a 8 dagen naer dat hij comparant met het voorz scheepje van ‘t voormelte compangie op door storm afgeraekt was”.

Het is even puzzelen, maar de cursief gedrukte tekst hierboven is echt hetzelfde als het detail uit de notariële akte hieronder.

Klaas werd dus overvallen door een kaper uit de Franse plaats St Malo. In de 16e, 17e en 18e eeuw was het geoorloofd, dat gedurende een zeeoorlog ook schepen die aan particulieren behoorden aan de oorlog deelnamen, door de vijand zoveel mogelijk schade toe te brengen. De kapiteins van zulke vaartuigen kregen van hun regering een zogenaamde kaperbrief, een officiële machtiging om vijandelijke schepen aan te vallen en buit te maken. Aangezien Nederland in de 16e, 17e en 18e eeuw heel vaak met Spanje, Engeland of Frankrijk op voet van oorlog stond, had onze koopvaardijvloot, met name de Oost- en West-Indiëvaarders, veel van de vreemde kapers te lijden. (Uit: Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren,1938). Duinkerken was een bekende kaper haven en ook de plaats St Malo was berucht vanwege zijn kapers. In verschillende Bretonse families was men kaper van vader op zoon. Het was een welvarend vak, aangezien Frankrijk vrijwel continu oorlog voerde met verschillende zeenaties, waaronder de Zeven Verenigde Nederlanden.

We weten niet hoe het Klaas en zijn bemanning verder verging na die overval. Mocht hij verder varen met zijn schip? Als dat niet zo was, hoe kwam hij dan thuis? Dat hij thuis kwam weten we in ieder geval want op 8 juli 1693 kon hij zijn verhaal vetellen aan notaris Leijts.

Klik hier voor de complete notariële akte (overgezet naar hedendaags Nederlands)