Van Jan Klaasz Kan weten we zeker dat hij gekoppeld is aan deze familie Kan. Op 20 augustus 1820 trouwde zijn kleinzoon Pieter Kan met Antje Stuurman. Voordat Pieter en Antje op het stadhuis hun jawoord gaven moesten zij een aantal zaken regelen. Pieter moest duidelijk maken wanneer hij was geboren en wat de geboortedata waren van zijn ouders. Bovendien vinden we tussen de huwelijksbijlagen verklaringen omtrent de overlijdensdata van Pieters grootouders: Jan Klaaszoon Kan en Jopje Dirks Trommels. Via de burgerlijke stand was de link tussen Pieter en de Kannen van vandaag makkelijk te vinden.

Notariële akten

Veel bijzonderheden over het leven van Jan zijn te vinden in notariële akten. Zo’n akte is er van 27 april 1727. Jan is timmerman en moet, in opdracht van zijn baas Jochem Last een schuurtje timmeren op het erf van “meestervleeshouder” Jan Hooglander. Jan is al een paar uur hard aan het werk als plotseling de buurman van de slager, Teewis van Breen, verschijnt. Teewis heeft last van het getimmer en wil dat Jan er mee ophoudt. Jan geeft een diplomatiek antwoordt:”Ik zal het mijn meester zeggen“. Hooglander heeft kennelijk iets gezegd in de trant van “van Breen moet niet zeuren” want Jan timmert rustig verder, met als gevolg dat buurman van Breen een poosje later weer verschijnt. Voor hem is kennelijk de limiet bereikt want hij neemt een grote hamer en slaat Jans werkstuk “uit de weegh en aan stukken“. Voor Jan Hooglander een reden om op 27 april 1727 naar notaris Quintijn van der Ven te stappen, het gebeurde in een akte te laten vastleggen en waarschijnlijk daarmee naar de rechter te stappen.

Een andere notariële akte (1742) vertelt over de ruzie tussen een Zaandammer, Gerrit Doek, en een impostmeester (belastingambtenaar) die gedreigd had Gerrit gevangen te zetten. Kennelijk wilde hij zijn belastingschulden niet betalen. De akte beschrijft letterlijk het verbale geweld dat tussen beide ruziemakers wordt uitgewisseld en is de moeite van het lezen waard (zie link hierboven). Jan Kan is hier getuige van. En passant wordt vermeld dat hij tapper (herbergier) is in de herberg Spitsbergen.

Herberg Spitsbergen

We weten dat Jan, nadat zijn eerste vrouw Grietje Barkhouts in 1729 overleed, trouwde met Jopje Trommels. Uit het testament van Jopje Trommels uit 1765, blijkt dat zij, Jan is in 1760 overleden, dan nog steeds in de herberg woont: ”Heden de 25e April anno 1765, zeinde donderdagh ’s avonts de klokke ruijm tien uuren, compareerde voor mij, Herman Ploegstert, notaris Publiecq, de eerbaare Joppie Dircks Trommels, weduwe van Jan Kan, woonachtig alhier te Oostzaandam in de Peperstraat”. (Waar herberg Spitsbergen stond)

Bij het zoeken naar informatie stuit je soms onverwachts op verrassingen. Zo’n verrassing was het vinden van de foto van de herberg waarin Jan en Jopje in het midden van de achttiende eeuw woonden (foto). Tot ongeveer 1910 stond de herberg aan de oostzijde van de Zaan, ongeveer op de plek waar zich nu de oprit naar de Beatrixbrug bevindt. Rond 1910 werd het houten huis afgebroken en kwam er een stenen café met dezelfde naam voor in de plaats. Dit café werd in de zestiger jaren afgebroken vanwege de aanleg van de Beatrixbrug. In het boek “Rond Dam en Oostzijde” (H. Roovers-1983) vinden we nog de volgende informatie over de herberg: “Midden in de Peperhoek stond het café Spitsbergen. Op de plaats van dit stenen café stond voor 1910 een houten café met dezelfde naam. De naam van dit café was tussen 1640 en 1800 bekend bij velen, ook buiten de Zaanstreek. Hier werd vroeger de bemanning voor de bekende Zaanse walvisvaarders aangemonsterd. De mannen zetten hier hun handtekening onder de scheepsrol. Ze kregen dan wat geld vooruitbetaald om spullen te kopen en moesten enkele dagen later aan boord komen om de schepen klaar te maken”.

De Zaanse geschiedschrijver Jacob Honig vult daar op aan:”De kommandeur (van een walvisvaarder) nam in de eene of andere herberg zijn intrek. Een vlag uit het bovenraam was voor de varensgasten een baken om hunne koers naar te regelen. Te Zaandam geschiedde deze werving meestal in eene herberg op den hoek van den Oostzijderdam bij de kerk. De eigenaar gaf zijn huis den naam van Spitsbergen, en dezen naam bleef dit gebouw dragen, lang nadat de Groenlandsche visscherij, die aan de vroegere eigenaars zooveel voordeel geschonken had, was te niet gegaan. Wij herinneren ons nog uit onze jeugd het uithangbord, waarop niets te zien was dan ijsbergen, die hunne spitse kruinen ten hemel verhieven”.

Generaliteijts Loterij

We vinden Jan ook terug in archiefstukken van een dorpsgenoot, Teewis Rogge. Teewis zon op mogelijkheden om de kansen in een loterij te vergroten, uitgaande van het principe “eendracht maakt macht”. Hij wist een club van zeventien personen bij elkaar te brengen, waaronder Jan Kan, en ze spraken af gezamenlijk loten te kopen van de Generaliteijts Loterij (nu: de Staatsloterij) en de Uijtrechtze Loterij. Wekelijks moest twee stuivers ingelegd worden. De loterij heeft geduurd van mei 1750 tot oktober 1759 en van al die jaren zijn de afrekeningen bewaard gebleven. Het is dus mogelijk na te gaan hoe het Jan Kan vergaan is in die jaren. Maakte hij winst of verlies? Om te beginnen betaalde Jan ƒ 49 : 8 : 0 (49 gulden en 8 stuivers) aan inleg. We vinden tweemaal een vermelding van een uitkering van een behoorlijke prijs. In februari 1751 wint de club: “Een achtensestig guldens in Hollands zilvergeld, zijnde voor elk in ‘t bijzonder de somma van vier guldens”. In hetzelfde jaar is het in december weer raak. Men wint honderdvijf gulden wat elke deelnemer zeven gulden oplevert. Als men de inleg te laat inleverde, moest boete worden betaald. Er wordt nergens een boete van Jan Kan vermeld zodat Jan er in de negen jaren dat hij aan de loterij meedeed ruim achtendertig gulden op verloor. Ook voor tegenwoordige loterijdeelnemers een herkenbaar beeld.


 “honderdvijf guldens in hollands zilvergeld”: per persoon zeven gulden.