Klaas Kan heeft zelf een verhaal over zijn leven geschreven. (De door Klaas gebruikte spelling is niet veranderd)
Klaas Kan en de Zeilenmaker
Ja dat was toch wel een groote onderneming. Twee menschen (de vader van Klaas en zijn vriend C.Kakes), die hun leven lang timmerman waren geweest, de één bijna 60 jaar oud en de ander 50 jaar, besluiten om een pelmolen te koopen en dat bedrijf te exploiteren.
Wel een bewijs, hoe er steeds moest worden uitgezien naar nieuwe bronnen van inkomsten, want dat was de eenige drijfveer. In 1890 was op de Stadsaanplakborden een biljet aangeplakt, dat in het openbaar zou worden verkocht “de kapitale Pelmolen, genaamd “de Zeilenmaker” (foto), staande aan de Gouw in het Oostzijderveld. Met alle daarbij behorende gereedschappen’.
De Korenbeurs
Een pelmolen pelde gerst tot gort. Op zich zelf een mooi bedrijf. De gerst wordt op de z.g. maalzolder in een kaar gestort om vandaar uit tusschen de steenen te komen, waar eerst de buitenste schil wordt afgeslagen, daarna volgt het z.g. relmeel, hierna pelmeel en eindelijk in verschillende soorten “de gort”. Zoo’n molen bij een flinke wind in vol bedrijf te zien, was een waar genot. Mijn vader samen met den heer C. Kakes gaan naar deze verkooping en koopen de molen. En beiden moesten nu de onderneming besturen. Een bekwaam meestersknecht werd gevonden, en de patroons moesten naar de korenbeurs. ‘s Maandags ging de heer Kakes daarheen en Vrijdags mijn vader. Het was altijd een gezellig oogenblik voor mij als de heer Kakes des Maandagsmiddags verslag kwam doen van zijn ervaringen aan de beurs. Allerlei verhalen vielen er dan te beluisteren van zooveel dat er in het leven te koop is. Voor het verkoopen van gort, het hoofdproduct, daarvoor moest je zijn aan de beurs in Amsterdam en voor de bijproducten als doppen, relmeel en pelmeel bij de boeren. Daarvoor was noodig om de markt in Purmerend te bezoeken. Evenwel, met alle inspanningen ging het molenbedrijf niet goed. Stoomkracht deed op allerlei wijze haar invloed gelden. Pelmolens, oliemolens, houtzaagmolens, papier-molens (en er waren aan de Zaan in dien tijd nog vele tientallen molens), het ging niet meer. Gevolg daarvan was, dat ook de prijs van deze molens met sprongen terug liep en het veelal de sloopers waren, die de hoogste bieders waren.
Zoo werd omstreeks 1900 een zeer goed onderhouden houtzaagmolen genaamd “De grauwe eend” (foto), met schuiten en alle toebehooren en een terrein van omstreeks 3000 m² verkocht voor ƒ.1500.- Het terrein alleen werd later door mij gekocht voor f3000.-
Geringe winsten
De resultaten van de Zeilenmaker waren dan ook droevig, zelfs zoo, dat na verloop van een jaar of 5 de heer Kakes van oordeel was om op te houden. Om dan maar een verlies ook op de koopsom te accepteeren. Mijn vader wilde dit laatste nog voorkomen en zoo is er een regeling getroffen, dat mijn vader de eenige eigenaar werd. Dit alles ging in volkomen overeenstemming. Trouwens, bij alle samenwerking was er nooit een verkeerd woord gevallen. Die twee konden het wonder wel met elkaar vinden. En de vriendschap is ook bij al de teleurstellingen steeds grooter geworden. Toen mijn vader eenig eigenaar was van de molen is hij begonnen met het aanbrengen van een maalsteen, om daarmede alle soorten veevoeder als lijnmeel, mais en gerstemeel te kunnen malen. Alzoo een complete meelhandel. Een echt speculatief bedrijf. De winsten voor bewerken zijn gering. Te profiteeren van verkoop, de prijzen aan de beurs, dat gaf. Daaraan waren echter risico’s verbonden van verlaagde prijzen. En dat mocht niet geavontuurd. Het was mijn taak des Maandagsmorgens voor de veemarkt in Amsterdam op te trekken om meel te verkoopen. Om ongeveer 11 uur een uurtje aan de beurs te zijn en vervolgens voor de heipalen tot 4 uur in de Kalverstraat te wezen. Dinsdag altijd om 8 uur met de trein naar Purmerend en vervolgens wel een dag in de week naar Oostzaan en Buiksloot enz. Tot het jaar 1912 hebben wij dat volgehouden. Echter nooit een jaar waarin naar een behoorlijke vergoeding werd verdiend voor al het werk. Want wel nam de omzet regelmatig toe, maar de prijzen, die bedongen werden, waren te laag. En toch hadden wij bij menige boer de voorkeur om kwaliteit en werden nog de meest gunstige prijzen bedongen. In 1912 hebben wij deze molen verkocht aan onze meesterknecht L. Groot, omdat de tijd die daarvoor vrij kwam in het handelen van heipalen nuttiger kon worden besteed en ook het vrijkomende handelskapitaal grooter voordeel kon opleveren.
Verdwijnende molens
De Zeilenmaker is in de nacht van 9 op 10 Februari 1925 verbrand. Bij een hevige storm is de molen gaan malen en in de brand geraakt. Brandweer kon er niet bij komen. Te kwart over een stortte onder daverend geraas het achtkant van de molen in elkaar, nadat eerst de wieken nog eenige malen hadden rondgedraaid. De 22 jaar dat wij bezitter waren van deze molen hebben ons zoo goed als geen inkomen verschaft, maar veel zorgen. Het molenbedrijf was uit den tijd. Stoomfabrieken begonnen te werken en leverden een massaproductie. De eene molen voor en de andere na verdween. Het was een voordeel nog een andere taak te hebben om met te meer aandacht daaraan te arbeiden. Een ware verlossing te zijn bevrijd van een bedrijf, dat ons schijnbaar niet geëigend was. Wel waren er in de loop der jaren heel veel connecties ontstaan en waren er onder hen met wie we zaken deden vele onze vrienden geworden met wie ook later correspondentie werd onderhouden. De stoom heeft de windmolen verdreven. En betrekkelijk maar weinig jaren heeft de stoomkracht beteekenis gehad, nu alles geëlectrificeerd is en op deze eenvoudige wijze stuwkracht is gevonden voor de grootste bedrijven. Hoe lang zal dit stand houden? En wat dan….?